Zelfgefabriceerde hockeybitjes, de B2 van MHC Union en teamwaarden

Het is 1994. Marco Borsato staat weken op nummer 1 met ‘Dromen zijn bedrog’ en de quote ‘life is like a box of chocolates, you never know what you gonna get’ ziet het levenslicht in de bioscoop. Vijftien jaar was ik, toen ik terecht kwam in de B2 van MHC Union in Malden. Wist ik veel dat daar, naast al die andere mooie herinneringen, voor mij de basis zou worden gelegd van hét voorbeeld van een goed functionerend team.

Vanaf mijn 8ste stond mijn leven in het teken van hockeyen. Eerst bij MHC Quick en later in Malden bij Union. Op je fietsje (met je hockeystick in zo’n handig houdertje naast je voorwiel vastgeklemd) naar de training. En in het weekend had je dan dé wedstrijd. Met zo’n bitje in. Dat je dan kocht bij Perry Sport in standaardformaat en thuis met behulp van je moeder en kokend water kon laten vervormen naar iets wat dan op jouw gebit moest lijken. En als je het dan in deed, tijdens de wedstrijd, moest je oppassen dat je niet meteen al kokhalzend, bewusteloos neerviel. Omdat je geen adem kreeg en dat ding bovendien in je amandelen prikte.

Vet nerveus was ik altijd voor de wedstrijd. Met z’n allen zat je in de kleedkamer te wachten. Het oordeel stond al uitgeschreven op het papiertje. Had je wel genoeg je best gedaan op de training? Waar zou je beginnen en mocht je überhaupt beginnen? Of begon je op de bank? Of erger nog, moest je keepen? Je weekend zou niet meer goedkomen. De coach noemde dan je naam en de positie waarop je ging spelen. En wat was ik blij als ik dan helemaal voorin stond. Dan kon je namelijk scoren. En als je dan had gescoord, dan juichten de mensen. Dan deed je er toe. En dat vond ik geweldig! Hoe meer ik scoorde, hoe beter mijn dag was. Dat ik daarbij voor eigen succes ging, dat boeide me dan ook echt niet. Scoren! Daar ging het om. En als teamgenoten niet goed meededen, dan liet ik wel even van me horen dat ze beter hun best moesten doen. Want we (ik) moesten scoren mensen! Ja, fanatiek was ik wel. Maar daar kan ik natuurlijk niks aan doen 😉 . Dat zit in de familie. Met mijn vader of oma wil je ook echt niet kaarten namelijk!

En toen gingen we met het hele team van de C naar de B2 en kregen we een nieuwe coach/ trainer. En in dat team heb ik voor het eerst echt geleerd wat het betekent om onderdeel te zijn van een team wat loopt als een geoliede machine. Waar mensen voor elkaar werken en daardoor uiteindelijk optimaal resultaat behalen. Waar heel veel plezier was, op het veld, maar ook daarbuiten. Waar iedereen het voor elkaar opnam als er eentje ruzie had met de tegenpartij. Waar niet over elkaar werd gesproken als je er niet bij was. Waar iedereen elkaar oprecht het allerbeste gunde. Waar elke wedstrijd werd gewonnen, ook in de winter in de zaal. Waardoor we kampioen werden en promoveerde. En zelfs bijna onze eigen B1 versloegen. Waar we dus echt boven onszelf konden uitstijgen als het nodig was. Heel lang heb ik er niet meer aan gedacht, maar de laatste paar jaren komt het weer wat vaker boven. Hoe kan het dat ons B2 team zo goed presteerde? Want we waren allemaal echt niet ‘gods gift to hockey’ dat per ongeluk nog niet was opgemerkt.

De coach/trainer (Thijs Kortmann) heeft hier een hele grote rol in gespeeld. Er werd open gesproken over de teamposities. Je gaf natuurlijk aan wat je graag wilde, maar hij observeerde in het begin ook. En was oprecht betrokken. Wat was je sterkte? In mijn geval was dat snelheid. Die sterkte betekende afscheid nemen van mijn geliefde (maar wel veel stilstaande) ‘midvoorscoorpositie’. En dat vond ik echt niet leuk. De trainer vroeg mij hem te vertrouwen en het uit te proberen. Vond ik het niks, dan zochten we weer naar een nieuwe oplossing. En warempel. Ik vond het toch leuk! Ik wist wel dat ik snel was, maar niet hoe ik die sterkte het beste kon inzetten. Dan ging ik zo hard lopen, dat ik met bal en al, als een echte Forrest Gump, keihard over de achterlijn heen rende (herkenbaar Marjolein Martinus 😉 ?). Onze coach leerde me een nieuw en simpel trucje wat mijn vaste ‘move’ werd. Hiermee kwam ik ineens simpel langs elke tegenstander en kon hem vlak voor de achterlijn mooi voorgeven. Ik was nog beter dan dat ik zelf al dacht ;-)! Ik werd op meerdere posities inzetbaar, maar wel eentje waar mijn sterkte ‘snelheid’ altijd van belang was. En ik kon ook nog eens eindelijk al mijn energie kwijt. Maar bovenal leerde ik om anderen in de gelegenheid te stellen om te scoren. Het resultaat was dat ik veel meer waardering terugkreeg van mijn teamgenoten, omdat ik hen ook hielp. Wat mij weer energie gaf, waardoor ik nog meer mijn best ging doen.

Ik moet er nu, 23 jaar later, nog vaak aan denken. Als ik bijvoorbeeld Tom Dumoulin de 100ste Giro zie winnen en dat hele team daar apetrots op het podium zie staan. Dan weet je dat het een echte teamprestatie is geweest. Maar ook als ik vrienden hoor balen dat ze zich niet gewaardeerd voelen op hun werk. Of als ik dat zelf ergens ervaar. Dan zou ik willen dat ik er bewijs van had. Een kort filmpje ofzo. Van die wisselwerking van openheid, betrokkenheid, vertrouwen, uitproberen, leren, mensen in hun sterkte zetten en oprechte waardering voor wat je bijdraagt aan de teamprestatie. En dat dan ‘hard’ resultaat automatisch volgt. Maar helaas, toen hadden we nog geen mobieltjes 😉 !

2 thoughts on “Zelfgefabriceerde hockeybitjes, de B2 van MHC Union en teamwaarden

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.